Hé jij daar, piekeraar

Hé jij daar, piekeraar

Zo doorbreek je dat eindeloze malen in je hoofd

Wie kent het niet: (nachtelijk) getob over onheil op het werk, complexe liefdeskwesties of de hiaten in het leven. Piekeren doen we allemaal – of in elk geval alle proefpersonen die internationaal ooit meededen aan pieker-onderzoek. ‘Mensen die zeggen dat ze nooit piekeren kom je eigenlijk niet tegen’, zegt Bart Verkuil, universitair docent klinische psychologie aan de Universiteit Leiden.

Maar waarom doen we het? Piekeren is een logische reactie op onzekerheid, legt Verkuil uit. Van nature is de mens geneigd om oplossingen te zoeken voor problemen. Evolutionair gezien vergrootte voorzichtigheid de kans op overleving. Nadenken, zou je het overpeinzen van problemen in dat opzicht ook wel kunnen noemen.

Tot zover prima. Het gaat pas mis als we gaan nadenken over zaken waar geen oplossing voor bestaat. Piekeren wordt in de wetenschappelijke literatuur vaak omschreven als ‘een aaneenschakeling van negatieve gedachten over zaken die een mogelijk negatief gevolg kunnen hebben.’

Controle

Een veelvoorkomende variant is volgens Verkuil de ‘wat als’-gedachte. Rampgedachten zoals: als ik deze klus niet afkrijg, verlies ik mijn baan of als ze me verlaat, ben ik voor altijd ongelukkig.

‘Bij zulke gedachtes gaat het om tamelijk abstracte problemen waarover we geen controle hebben’, zegt Verkuil. Als je mensen vraagt om dergelijke problemen ‘af’ te denken met de vraag ‘en dan?’, komt er geen antwoord, maar een volgende nog heftigere rampgedachte. Uiteindelijk zijn het diepgewortelde menselijke angsten. Om verlaten of verstoten te worden, om te sterven, om door de mand te vallen.’

Wetenschappers noemen piekeren daarom ook wel ‘psychologisch herkauwen’. Het is niet het uitdenken van een probleem, maar het rond blijven denken in een cirkel. Malen als een vorm van schijncontrole.

Mocht u het willen checken, er bestaat helaas niet zoiets als een gezonde piekerlimiet, qua tijdsduur. De ene mens is nu eenmaal neurotischer aangelegd dan de ander. De grens tussen gezond en ongezond ligt in de psychologie en psychiatrie bij het wel of niet kunnen functioneren.

Als de gedachten zo afleidend en aanhoudend zijn dat ze je afhouden van je dagelijkse bezigheden of nachtrust, kun je spreken van chronisch piekeren. ‘Er zijn mensen die meerdere uren per dag kwijt zijn aan piekeren, dan heb je het over een piekerstoornis of een gegeneraliseerde angststoornis’, zegt Verkuil.

Hoe abstracter het probleem, hoe riskanter. Nadenken over een functioneringsgesprek van morgen is concreet en kan nuttig en praktisch zijn. Abstracte problemen zijn niet op te lossen. Verkuil: ‘Daarover blijven malen zet dus ook niet aan tot actie, maar eerder tot terugtrekken of vermijden.’

Gevaar
Bij piekeren zie je een lichaamsreactie die identiek is aan die in een gevaarlijke situatie. De hartslag gaat omhoog, stresshormonen komen vrij, er gaat extra energie naar de spieren voor een eventuele vecht- of vluchtreactie. Als je dat hele delen van de dag hebt, kan dat niet alleen geestelijk negatieve gevolgen hebben, maar ook lichamelijke, zoals een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, zegt Verkuil.

Omdat geest en lichaam als altijd hand in hand gaan is een fit en gezond lichaam een goede start om de piekerdruk te verlagen. ‘Ga naar buiten, beweeg, sport, ontspan’, zegt Verkuil.

Ook de gedachtes kun je aanpakken. Volgens Verkuil begint een heilzaam piekerdieet met het ontdekken wanneer je het doet en waarover je zoal maalt. Geef jezelf vervolgens een half uur per dag de tijd om de problemen die opspelen echte aandacht te geven. Schrijf ze eventueel op.

In dat half uur denk je gestructureerd na over de problemen en beslis je ‘ik doe er iets mee óf ik kan het niet beïnvloeden en accepteer het probleem’. Wegduwen heeft geen zin, zegt Verkuil. ‘Het klinkt een beetje wrang, maar het is goed om een prettige relatie met je piekergedachten te hebben.’